by Wim Galle | Vol 38 (2) 2020
Samenvatting: Jaloezie en nijd zijn klinische fenomenen die op verschillende niveaus opduiken in het analytisch werk, maar op een specifieke manier verschijnen in de psychose. De auteur legt daartoe een parcours af dat start bij Freuds aanzet tot een theorie over de jaloezie en de jaloersheidswaan. Freud heeft daarbij aandacht voor het klinische detail, hoewel hij blijft steken in een neurotiserende interpretatie van de psychotische jaloezie. Lacan zal, geholpen door de klassieke psychiatrie, een andere richting inslaan. Dit klinisch-theoretisch parcours wordt geïllustreerd met een gevalsfragment en leidt zo tot een precisering van het specifieke statuut van de jaloersheidswaan. De twee centrale elementen zijn enerzijds het statuut van het verlies als declencherende factor en anderzijds de bijzondere verhouding tussen een speculaire dynamiek en de werking van de blik als subjectief antwoord daarop. De vraag is echter of dit het genot dat aan het werk is en benoemd kan worden als Lebensneid, voldoende capteert.
by Stijn Vanheule | Vol 37 (4) 2019
Vertrekkend vanuit het leven en het werk van Daniel Johnston bespreekt deze paper vanuit een lacaniaans perspectief de worsteling die manisch getint psychotisch functioneren met zich meebrengt. Kenmerkend voor de manie is dat de dimensie van de jouissance volatiel is. De betekenaar transformeert de jouissance niet tot betekenden die het subject in tijd en ruimte situeren tegenover de Ander, maar slaat op hol. Dit gaat gepaard met een destructieve herhaling van de situatie waar de psychotische verwerping betrekking op heeft. De grote uitdaging voor het manisch functioneren bestaat uit het vinden van een limiet en subjectieve ademruimte. Aan de hand van Daniel Johnston bespreken we twee sporen om zo’n limiet te implementeren: het actief extraheren van een object a en het cultiveren van identificaties die een tegengewicht bieden ten aanzien van de overspoelende jouissance.
by Bart Reynders | Vol 37 (2) 2019
Patiënten en hulpverleners getuigen soms over situaties waarin hulpverlening een ‘hel’ werd. Patiënten vaak omdat ze dwang- en drangmaatregelen moeten ondergaan, hulpverleners omdat ze steeds meer in richtingen worden gedwongen die ze niet willen. Ondanks goede bedoelingen in de zorg, kan de weg naar de hel geplaveid worden. Er is met andere woorden vaak een discrepantie tussen de mooie taal van visieteksten en wat mensen in concrete zorgsituaties ervaren. Deze incongruentie zorgt bij patiënten en/of hulpverleners voor erg grote spanningen. In dit artikel wordt stilgestaan bij de vraag wat nodig is om die discrepantie te vermijden. Eerst wordt stilgestaan bij de vraag hoe het goede in geestelijke gezondheidszorg gedacht kan worden en welke plaats ‘moed’ hierin heeft. Vanuit de realiteit van residentiële zorg wordt vervolgens ingegaan op de noodzaak van het verzorgen van ‘het kleine samenleven’ op een afdeling en hoe ‘het goede’ en moed hierin een plek hebben. In een laatste deel wordt ingegaan op de effecten hiervan op dwang- en drangmaatregelen binnen een gesloten opname- en behandeleenheid voor mensen met een psychose.
by Dries Dulsster | Vol 34 (4) 2016
In clinical practice, when confronted with a suspected psychosis, it is critical that, beyond simply providing a label, the diagnosis is verified and further specified with regard to the particular psychotic structure: paranoia, schizophrenia, mania, melancholia or autism. Each psychotic structure requires a specific kind of treatment. When this is clarified, it will allow us to take up an appropriate position in the transference and it to orient ourselves in relation to treatment. One approach is to determine the status of the object a and the jouissance within the logic of the case. For example, the paranoiac situates the jouissance in the Other, the schizophrenic will struggle with the jouissance in the body and the autistic subject will have troubles with language and the Other. In the case of melancholia we see that the subject fully identifies with the object a and finally, in mania, the object a will no longer function. Clinical examples of each of these structures are provided.
by Clara Novaes | Vol 27 (1/2) 2009
L’article essaie de toucher certains éléments présents dans le paysage institu¬tionnel du travail à la Clinique de La Borde. À partir d’une rencontre clinique et inspirés par certains concepts de Félix Guattari et Gilles Deleuze tel que l’inconscient machinique, le devenir, les agencements, nous avons esquissé quelques parallèles avec le champ insti¬tutionnel, l’existence psychotique et notre travail (donc notre subjectivité) affectés par ces deux rencontres quotidiennes: l’institutionnel et la psychose. Nous avons introduit l’importance de la notion de paradigme éthique, esthétique, politique comme boussole pour un travail qui cherche à faire émerger dans l’institutionnel des lignes de force et des lignes de fuite du désir qui favorisent la santé et qui affirment la vie.