by Jan-Jasper Persijn | Vol 40 (1) 2022
Deze tekst onderzoekt, in het spoor van het ‘veldwerk’ dat Oliver Sacks in de neurologie verricht heeft rond hallucinaties bij organische defecten, de plaats, functie en zin van hallucinatoire fenomenen binnen de kliniek van de psychose. De auteur gaat eerst ten rade bij de fenomenologische traditie voor zover deze de klinische psychiatrie op het niveau van de ervaring heeft proberen vatten, denken, veranderen. Daarnaast wordt vanuit de psychoanalyse gezocht hoe hallucinaties een plaats te geven binnen een theorie van het subject. Voorbij de fenomenologie van de ervaring viseert dit laatste zo, vanuit Lacan, het niveau van de structuur. Conform zijn onderwijs uit de jaren 1950-60 over de psychose wil dat zeggen: de hallucinatie te denken vanuit haar verbale dimensie en allusieve logica. Meer dan een louter theoretisch werk betracht deze tekst duiding van een kliniek te zijn die in al zijn geweld en verschijningsvormen eerst het reële aandoet: die van de acute psychose. In de geest van Sacks zal de auteur een subject centraal stellen dat zich noodgedwongen, even delicaat als beeldrijk, aan de rand van de wereld ophoudt.
by Erik Mertens | Vol 39 (1) 2021
Samenvatting: Het onderwerp van dit artikel is melancholie, opgevat als psychotische depressie. Uitgangspunt is het boek Ver heen Verslag van een depressie, waarin psychiater P.C Kuiper getuigt van een jarenlange melancholische episode uit zijn eigen leven. We volgen zijn getuigenis nauwgezet, maar brengen enkele lacaniaanse interpuncties aan. In een eerste deel ligt de focus op de uitlokkende factoren van zijn depressie die zich voornamelijk afspelen in het register van de narcistische blessure. Daarna concentreren we ons op de melancholische waan van Kuiper, gebaseerd op fundamentele betekenaars zoals de dood en de hel. Tot slot richten we ons op zijn herstel, waarin hij geleidelijk aan opnieuw de passie van zijn ziel terugvindt.
by Erik Mertens | Vol 39 (1) 2021
Samenvatting: We bespreken in dit artikel twee films van Lars von Trier die ons iets leren over de melancholische depressie. De film Antichrist illustreert hoe we een psychose vooral niet mogen benaderen als we een gewelddadige passage à l’acte willen vermijden. Door te focussen op het therapeutische proces in deze film verhelderen we de logica van de passage à l’acte, die tracht het kakon of het ‘kwade object’ in de ander te treffen. In de film Melancholia zien we hoe krachtig een melancholicus zich kan aangezogen voelen door een vol object zonder tekort, zoals een planeet. Deze film leert ons hoezeer de neurotische depressie van de psychotische depressie verschilt, met name in de verhouding tot het reële object, tot das Ding en tot een echte ramp.
by Bart Rabaey | Vol 38 (3) 2020
Samenvatting: In deze bijdrage bespreken we het literaire oeuvre van de Vlaamse schrijver J.M.H. Berckmans (1953-2008) in het licht van de manisch-depressieve problematiek waar hij zijn hele leven mee geworsteld heeft. In een lacaniaanse benadering begrijpen we de talige aspecten van de manie als een betekenaarsvlucht, als een ontsporende metonymische verglijding van de betekenaarsketting. We beschouwen Berckmans’ oeuvre als de getuigenis van een volgehouden worsteling met het op hol slaan van de taal. Het is via het schrijven dat Berckmans een aantal strategieën ontwikkelt om deze taalontsporing tegen te gaan, enerzijds om de metonymische verglijding van de betekenaarsketting te temperen en anderzijds om een ervaring te bewerkstelligen van zich het subject en de auteur van zijn woorden te weten. Berckmans behandelt de taal via een meticuleus proces van schrijven en herschrijven, wat hij het ‘hakken’ en ‘kerven’ in de taal noemt. Tevens vindt er met het schrijven een proces van fictionalisering van zijn onmiddellijke leefwereld plaats, wat Berckmans bestempelt als de ‘grafie’ van zijn leven. Voorts bespreken we de opeenvolgende vormen van adressering doorheen zijn oeuvre: van de abstracte lezer, naar de secretaris-notulist, tot aan de bestemmeling van zijn brieven. We kunnen Berckmans’ schrijfarbeid als een sinthomatische uitvinding beschouwen, een kunstige, creatieve en hoogst singuliere oplossing voor de manische taalontregeling waaraan hij onderhevig was.
by Jan-Jasper Persijn | Vol 38 (4) 2020
Samenvatting: Deze paper zet aan vanuit een eigen, neurotische verwondering in ontmoeting met de kliniek van de psychose, meer specifiek rond de crisiservaring in de paranoia. Gecondenseerd rond de idee van ‘ambivalentie’ tracht deze een spoor te trekken dat drie momenten in Lacans onderwijs doorkruist en omspant: Lacans vroege werk over de paranoia aangezet vanuit zijn doctoraat, de scène van taal en betekenaar vanuit het opstel D’une question préliminaire à tout traitement de la psychose, en een topologische benadering vanuit het seminarie over Le sinthome. Het is mijn eerste betrachting dat langsheen dit parcours iets helder kan komen te staan van wat men de paranoïde crisis noemt. Daarnaast zal de idee van ‘ambivalentie’ doorheen deze verschillende contexten steeds nieuwe betekenisinhouden vinden en echo’s produceren. Zo zal duidelijk worden dat wat eruit ziet als een psychotische ‘ambivalentie’ beantwoordt aan een logica van verbrokkeling en ontkoppeling, altijd rond het punt dat de taal het subject binnenvalt, en welke antwoorden het hierop geformuleerd krijgt.