Select Page

Samenvatting: Jaloezie en nijd zijn klinische fenomenen die op verschillende niveaus opduiken in het analytisch werk, maar op een specifieke manier verschijnen in de psychose. De auteur legt daartoe een parcours af dat start bij Freuds aanzet tot een theorie over de jaloezie en de jaloersheidswaan. Freud heeft daarbij aandacht voor het klinische detail, hoewel hij blijft steken in een neurotiserende interpretatie van de psychotische jaloezie. Lacan zal, geholpen door de klassieke psychiatrie, een andere richting inslaan. Dit klinisch-theoretisch parcours wordt geïllustreerd met een gevalsfragment en leidt zo tot een precisering van het specifieke statuut van de jaloersheidswaan. De twee centrale elementen zijn enerzijds het statuut van het verlies als declencherende factor en anderzijds de bijzondere verhouding tussen een speculaire dynamiek en de werking van de blik als subjectief antwoord daarop. De vraag is echter of dit het genot dat aan het werk is en benoemd kan worden als Lebensneid, voldoende capteert.