by Wim Galle | Vol 41 (1) 2023
Samenvatting: De manie is op het eerste gezicht een simpel klinisch beeld binnen de psychose. Toch is dit allerminst het geval, wel integendeel. Op verschillende vlakken roept de manie heel wat vragen op, hoewel die in de psychoanalyse zeer weinig besproken worden. Theoretisch is de vraag hoe we het specifieke van de manie kunnen vatten, zonder het louter als aanhangsel te zien van de melancholie. Klinisch stelt de manie het kader van de behandeling voor heel wat uitdagingen. In dit artikel wordt er aan de hand van een gevalsstudie op beide vraagstukken dieper ingegaan. Bijzondere aandacht wordt daarbij besteed aan de vraag op welke manier Lacans concept van het reële ons voorbij Freuds initiële theoretisering kan helpen, en van daaruit specifieke richtlijnen voor de behandeling kan geven.
by Wim Galle | Vol 38 (2) 2020
Samenvatting: Jaloezie en nijd zijn klinische fenomenen die op verschillende niveaus opduiken in het analytisch werk, maar op een specifieke manier verschijnen in de psychose. De auteur legt daartoe een parcours af dat start bij Freuds aanzet tot een theorie over de jaloezie en de jaloersheidswaan. Freud heeft daarbij aandacht voor het klinische detail, hoewel hij blijft steken in een neurotiserende interpretatie van de psychotische jaloezie. Lacan zal, geholpen door de klassieke psychiatrie, een andere richting inslaan. Dit klinisch-theoretisch parcours wordt geïllustreerd met een gevalsfragment en leidt zo tot een precisering van het specifieke statuut van de jaloersheidswaan. De twee centrale elementen zijn enerzijds het statuut van het verlies als declencherende factor en anderzijds de bijzondere verhouding tussen een speculaire dynamiek en de werking van de blik als subjectief antwoord daarop. De vraag is echter of dit het genot dat aan het werk is en benoemd kan worden als Lebensneid, voldoende capteert.
by Wim Galle | Vol 22 (3/4) 2004
Some reflections on urgency, psychiatry and the position of the analyst are the main themes of this article. First of all he takes an historical detour via the figure of Gia¬como Casanova. With his work Ma voisine, la postérité the author compares a medical emergency with the sort of crisis intervention inspired by psychoanalysis. In the second part of the article a crisis is viewed as a place of rime/rhyme – crisis as a frozen discourse of the subject, beyond the deceptive glitter. Concepts from Lacan’s seminar on transfer¬ence and from Winnicott are used to support this view. The goal of this article is to argue in favour of a place for the odd (anti-rhyme) in the work with subjects in crisis. This in¬fluences the position of the analyst.
by Wim Galle | Vol 24 (2) 2006
This article poses three related questions on the basis of a clinical example of a psychotic young man who develops a suicidal crisis.First of all there is the question of the cause of this crisis, at a moment when the subject makes the transfer from school life to ‘adult life’. A particular fragility (and the inability of others to recognize this) seems to cause this crisis. Secondly: what is the goal of clinical work in a psychiatric setting? It is clear that we must support the solutions of the subject itself, instead of focusing on our ideology of therapeutic objectives and workplans. Thirdly, what is the relationship between remedial education and psychoanalysis? An educational/corrective approach is completely incompatible with the ethics of psychoanalysis. The question of whether a reciprocal influence is possible is posed throughout the article which, amongst other things, problematizes the concept of “school”.
by Wim Galle | Full text, Vol 21 (3/4) 2003
Reflecting on the three symposia recently organised by Idesça in cooperation with the Gezelschap voor Psychoanalyse en Psychotherapie, the author queries the status of so-called “small case-studies”. With reference to (i) his own clinical experience; (ii) so-called small Freudian case-studies (in contrast with Freud’s case-studies of Dora, The Ratman, The Wolfman, Little Hans and Schreber); and (iii) the short stories of the Belgian writer Peter Verhelst (Mondschilderingen [“mouth paintings”] (2002)), it is argued that a small Freudian clinical fragment bears witness to (i) the enigmatic presence of the clinician with respect to the sudden appearance of the unconscious; (ii) the use of a certain style and a certain measure; (iii) the circumvention of imaginary reality; and (iv) the clinical structure of fantasy.
Download full text