Select Page

ZONDER MUZIEK ZOU HET LEVEN EEN VERGISSING ZIJN!

Oliver Sacks geeft in zijn boek Musicofilia heel wat voorbeelden van neurologische aandoeningen en hun verband met muziek: muzikale hallucinaties, muziek die toevallen opwekt, amusicaliteit ten gevolge van hersenschade, enz. Hij wijst erop dat bij patiënten met geheugenverlies of ziekte van Parkinson het muzikale vermogen soms onaangetast is gebleven en pleit voor het belang van muziektherapie. De neurologische verklaring van dit hardnekkig bewaard blijven van het muzikale vermogen blijft eerder vaag, zodat we ons de vraag hebben gesteld of de psychoanalytische literatuur hier meer licht op kan werpen. We hebben ons hier gebaseerd op de literatuur rond het belang van de stem bij de wording van het subject en het belang van de muzikaliteit van de moederlijke stem.

OVER HALLUCINATIES. SUBJECT AAN DE WERELD, WERELDEN AAN HET SUBJECT

Deze tekst onderzoekt, in het spoor van het ‘veldwerk’ dat Oliver Sacks in de neurologie verricht heeft rond hallucinaties bij organische defecten, de plaats, functie en zin van hallucinatoire fenomenen binnen de kliniek van de psychose. De auteur gaat eerst ten rade bij de fenomenologische traditie voor zover deze de klinische psychiatrie op het niveau van de ervaring heeft proberen vatten, denken, veranderen. Daarnaast wordt vanuit de psychoanalyse gezocht hoe hallucinaties een plaats te geven binnen een theorie van het subject. Voorbij de fenomenologie van de ervaring viseert dit laatste zo, vanuit Lacan, het niveau van de structuur. Conform zijn onderwijs uit de jaren 1950-60 over de psychose wil dat zeggen: de hallucinatie te denken vanuit haar verbale dimensie en allusieve logica. Meer dan een louter theoretisch werk betracht deze tekst duiding van een kliniek te zijn die in al zijn geweld en verschijningsvormen eerst het reële aandoet: die van de acute psychose. In de geest van Sacks zal de auteur een subject centraal stellen dat zich noodgedwongen, even delicaat als beeldrijk, aan de rand van de wereld ophoudt.

TIJD VOOR THERAPIE TIJDSGELIMITEERDE THERAPIE IN HET LICHT VAN LACANS LOGISCHE TIJD

Samenvatting: In onze huidige maatschappij ligt de focus meer en meer op waarden zoals efficiëntie, logica en instrumentalisme. Binnen dit discours wordt de duur voor psychotherapie makkelijk beschouwd als berekenbaar en meetbaar. Echter, vanuit een lacaniaans oogpunt is het onmogelijk om de ‘tijd om te begrijpen’ op voorhand te voorzien. In dit artikel exploreren we het contrast tussen deze twee discours door middel van interviews met psychoanalytische therapeuten die in een tijdsgelimiteerde setting werken. We bestudeerden hun ervaring met het werken met een tijdslimiet en op welke punten dit botste met hun gebruikelijke, lacaniaanse manier van werken. De invloed van een tijdslimiet was zichtbaar op drie punten: de tijdslimiet had een sluitend effect op de patiënten hun spreken; patiënten hun verwachtingen veranderden door de tijdslimiet en tenslotte merkten de therapeuten dat patiënten aliëneerden van hun eigen subjectieve tijd door het vooropgestelde tijdskader. Dit artikel toont hoe het inbrengen van een tijdslimiet in een psychoanalytische psychotherapie niet alleen patiënten en therapeuten hun ervaring van tijd beïnvloedt, maar dat het ook grote gevolgen heeft voor andere cruciale aspecten van een lacaniaanse therapie, zoals de overdracht, vrije associatie en gelijkzwevende aandacht.

TIJD VERBEELD. (RE)ANIMATIE & HET NIETS IN HET WERK VAN DAVID CLAERBOUT EN HIROSHI SUGIMOTO

Samenvatting: Dit artikel biedt een reflectie over de mogelijkheden van het beeldend medium in het vatten van temporaliteit. Om een antwoord te formuleren op deze vraagstelling worden David Claerbouts Retrospection (2000) en Kindergarten Antonio Sant’Elia (1932) uit 1998 vergeleken met Hiroshi Sugimoto’s In Praise of Shadows (1998) en Theaters (1975-2001). De besproken kunstwerken illustreren een verlangen om de ervaring van tijd, de tijdsduur, te verbeelden door de tijd niet alleen als concept, maar ook als materie aan te wenden. De manier waarop de kunstenaars dit benaderen is heel verschillend; in zijn videoprojecties animeert Claerbout het verleden van zwart-witfoto’s door digitaal beweging te introduceren in een stilstaand beeld. Zo plaatst hij het vervlogen moment uit het verleden opnieuw binnen een tijdsverloop in het heden. Waar er geen temporaliteit meer was, introduceert Claerbout de tijd. Deze videoprojecties creëren bijgevolg een bevreemdend spanningsveld tussen beweging en stilstand waardoor verleden en heden met elkaar versmelten in een ‘continue’ tijdsbeleving zonder begin of einde. Waar David Claerbout in zijn videokunstwerken aan de hand van beweging de tijd in stilstaande foto’s introduceert, comprimeert Hiroshi Sugimoto in de fotoreeksen In Praise of Shadows en Theaters temporaliteit in abstracties. De foto’s zijn visuele getuigenissen van een tijdsverloop die de kunstenaar ‘ondergaat’. Het resultaat zijn niet-beelden; de tijd toont zich als een abstractie, een reëel niets voorbij de voorstelling. Ondanks de verschillende benaderingen worden beide kunstenaars geconfronteerd met de onmogelijkheid om de ervaring van tijd te verbeelden. De tijd blijft een eindeloze herhaling, een eeuwigheid heden zonder begin of einde. Vanuit dit eeuwigheidsperspectief kunnen de besproken kunstwerken begrepen worden binnen een melancholisch discours, waarin de kunstenaars onophoudelijk zoeken naar een manier om de reële ervaring van temporaliteit te symboliseren. Net zoals de ervaring van tijd zelf, situeren de besproken kunstwerken zich bijgevolg tot dit reële register, dat wars-van-zin is, juist omwille van de reële status van tijd. De besproken kunstwerken van David Claerbout en Hiroshi Sugimoto fungeren bijgevolg als opstapjes; singuliere oplossingen binnen het discours van de kunstenaar om de reële ervaring van tijd te mediëren in een eigen taal, voorbij het imaginaire en het Schone, waarin het eigenlijke probleem, nl. de reële ervaring van tijd, gesublimeerd wordt tot een tijdelijke oplossing.

Gedachteloosheid in de kliniek. Een arendtiaanse reflectie op het handelen van de hulpverlener

Volgens Arendt is gedachteloosheid een dagdagelijkse ervaring in ons hedendaagse leven, waar er haast geen tijd wordt genomen om halt te houden en na te denken. Zo ook in de kliniek waar handelingsprocedures, geïnstalleerd vanuit een toenemende tijdsdruk en vraag naar efficiëntie, de mogelijkheid beknotten om halt te houden en na te denken over vragen omtrent de logica van de casus. Dit artikel wil het denken van Arendt, in het bijzonder haar notie van gedachteloosheid en haar categorisering van de menselijke vita activa, toetsen aan de kliniek en de psychoanalytische ethiek.