by Bart Rabaey | Vol 37 (1) 2019
In deze bijdrage voert een bespreking van de interpretaties van de roman De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha van Miguel de Cervantes Saavedra ons tot een aantal bedenkingen over de interpretatie. Doorheen de lotgevallen van de Don Quichot-interpretaties volgen we het verloop van de interpretatie tot aan de crisis van de interpretatie en de kritiek in de voetsporen van het postmodernisme. We beginnen met een overzicht van de opeenvolgende wijzen waarop Don Quichot geïnterpreteerd werd: van een satirisch verhaal van een dwaze gek naar een Romantisch portret van een nobele held tot aan een postmoderne illustratie van perspectivisme. De opeenvolging van interpretatieve paradigma’s en het toenemend aantal uiteenlopende interpretaties, heeft als gevolg dat geen enkele interpretatie nog op onschuldige wijze als dé interpretatie beschouwd kan worden. Elke interpretatie wordt verdacht en dient op haar beurt geïnterpreteerd te worden. In een groeiend wantrouwen tegenover de interpretatie gaan de Don Quichot-interpretatoren vervolgens vooral elkaar en zichzelf interpreteren, tot de interpretatie op zich problematisch geworden is en we kunnen spreken van een crisis van de interpretatie. We bespreken hoe een aantal interpretatoren, refererend aan de psychoanalyse, een uitweg zoekt uit deze crisis van de interpretatie, door het verlangen van de interpretator tot fundament voor de interpretatie maken.
by Claudia Di Gianfrancesco | Vol 37 (1) 2019
In this paper, Lacanian psychoanalysis is employed to critically discuss notions concerning the subject’s desire in the era of neoliberalism. To do so, a quote by Margaret Thatcher is analysed through Lacan’s University discourse. By critically reflecting on this quote, neoliberal narratives surrounding accountability, ‘perfectibility’ and consumerism are explored through Lacanian theory. Parallels between Todd Haynes’ movie [SAFE] and Lacan’s notions of ‘divided subject’ and desire are critically reviewed within the neoliberal- University frame. The paper focuses on investigating how desire is exploited and manipulated by neoliberalism. It is argued that, in the neoliberal-University discourse, Lacan’s divided subject ($) – identified in Haynes’ movie with the character of Carol – deals with a particular type of alienation resulting from the demand of the neoliberal master for a whole, perfect subject (a). The Carol/$ is silenced within the modern neoliberal- University discourse, drowned by a constant noise (voice). In the final section, Kristeva’s and Ettinger’s notions of abjection and matrix respectively are discussed to forward both ways in which it is possible to resist the master signifier of neoliberalism; and to criticize Lacan’s conception of subjectivity.
by Rosa De Geest | Vol 37 (1) 2019
Jongeren doen in onze maatschappij steeds meer aan sexting: een praktijk waarbij er via smartphone of sociale media naaktfoto’s worden uitgewisseld. In het verleden werd dit fenomeen eerder benaderd als risicogedrag maar de laatste jaren wordt het meer en meer binnengebracht in een normaliserend discours, waarbij het doorsturen van naaktfoto’s past binnen een normale seksuele ontwikkeling. In dit artikel trachten we verder te gaan dan deze twee bewegingen, door sexting te benaderen vanuit een analytisch perspectief. Hierbij koppelen we de praktijk van sexting aan Lacans visie op schaamte en het idee dat dit affect in verval zou zijn in onze huidige maatschappij.
by Eva Lybeer | Vol 37 (1) 2019
Genot is een van de kernconcepten binnen Lacans onderwijs. Dit artikel poogt iets van dit domein vast te grijpen, eerst vanuit filosofische hoek, vervolgens vanuit psychoanalytische hoek. Binnen het veld van de filosofie wordt het accent op Plato en Aristoteles gelegd. De eerste definieert genot als effect van wat iemand doet, de laatste als de manier waarop iemand iets doet. Beide filosofen koppelen genot aan het goede. Dit is waar het veld van de psychoanalyse een ander standpunt inneemt. Hoewel Freud aanvankelijk een heerschappij van het lustprincipe voorstelde, besluit hij dankzij het klinisch werk dat er een aan gene zijde van het lustprincipe moet bestaan. Lacan werkt deze piste verder uit via de fallische jouissance – wat begrepen wordt als seksueel genot en gereguleerd wordt door de fallische wet – en de Andere jouissance – een genot dat net als bij Aristoteles gekenmerkt wordt door de afwezigheid van het subject als subject. Deze laatste vaststelling wordt teruggevonden en beschreven in een klinisch vignet.
by Shana Cornelis | Vol 37 (1) 2019
Onderhavige tekst betreft de schriftelijke neerslag van een lezing gepresenteerd op de Idesça Studiedag ‘Liefde, verlangen en genot bij het anorectisch subject’ (04-03-2015). Aan de hand van enkele uitgesponnen theoretische draden, en gekaderd binnen de illustratie van casus Justine, poogt de auteur een subject-respecterend licht te werpen op de creatie van (en keuze voor) anorectische symptomen als destructie- en creatieve oplossingspogingen; namelijk (steeds singulier overgedetermineerde) manieren om zich krampachtig te proberen bevrijden uit een verstikkende gezinsdynamiek, waarin de ‘patiënte’ tot louter object van behoefte van een voedende moeder (eerste Ander) wordt gereduceerd – daarbij (door haar en een niet-couperende vader/tweede Ander) miskend als verlangend (en dus vragend en lijdend) subject. De auteur gaat hiermee in tegen de courante visie (blik) op het passief gedrag van niet-eten door anorectische patiënten (waarmee hulpverleners een herhaling dreigen te installeren van de oorspronkelijke, snoerende verhouding), om plaats te ruimen voor het belangwekkend gehoor (oor) aan het actief eten van het object niets, en de andere zijde van de hunkerende ‘honger’.
by Pat Jacops | Vol 37 (1) 2019
Het begrip deemoed is moeilijk te definiëren en wordt hier als volgt benaderd: Eerst is er de beschrijving van Victor Turner in The Ritual Process over het ritueel van de Kumukyndyila bij de aanstelling van het nieuwe dorpshoofd bij de Mbende in Zambia, waarbij het dorpshoofd het schelden van zijn dorpsgenoten in deemoedige houding moet doorstaan. Dit leert het dorpshoofd te verdragen dat hij niet door iedereen geliefd zal worden. Dit sluit aan bij het vraagstuk van de “zuivere liefde” in Le Pur Amour de Platon à Lacan van J. Lebrun. De zuivere liefde betekent dat men de andere blijft liefhebben ook als men door deze andere niet geliefd, tot zelfs beledigd en beschimpt wordt. We stellen ons de vraag of deze zuivere liefde mogelijk is in het klinisch werk met patiënten.