by Gertrudis Van de Vijver | Vol 40 (3) 2022
Samenvatting: Dit artikel beoogt twee vragen op te nemen. Ten eerste: wat zegt Freud in De Droomduiding over de wens? Met andere woorden, wat is zijn definitie van een wens? Ten tweede: wat zegt Freud in De Droomduiding over de wensvervulling? In aansluiting hiermee zal de vraag van de bevrediging, en dan in het bijzonder van de behoeftebevrediging, aan de orde worden gesteld, in connectie met de conceptie van het psychisch apparaat in De Droomduiding. Cruciaal in deze bevraging is of het psychisch apparaat voor Freud, op het moment van De Droomduiding, beantwoordt aan een logica waarbij een bepaald homeostatisch evenwicht in functie van behoeftebevrediging wordt nagestreefd, dan wel aan een logica die net niet dit evenwicht tot maatstaf neemt, maar daarentegen de gedachte open zet dat het psychisch apparaat ultiem niet georganiseerd werd én functioneert vanuit een homeostatisch principe.
by Gertrudis Van de Vijver | Vol 38 (3) 2020
Samenvatting: Deze tekst analyseert twee concepten die van in het begin voor Freud belangrijk zijn geweest in het komen tot een gearticuleerde conceptie van het psychisch apparaat: het herinneringsspoor en het waarnemingsteken. Er wordt beargumenteerd dat deze concepten getuigen van een ‘effect-logica’, waarbij de zogenaamde eerste tijd voorafgaand aan het effect alleen maar achteraf, in een beweging van terugkeer, van herneming, van herhaling, als zodanig kan aangewezen worden. Daarbij speelt het formeel aspect, onder de vorm van een neerslag die hetzij merkteken hetzij signaalteken kan zijn, een cruciale rol. Het is de formele neerslag, samen met de driftmatige inbedding ervan, die een terugkeer mogelijk en articulerend maken. Deze logica is gelijkelijk voor Freud en Lacan werkzaam, en wordt hier in parallel geplaatst met wat een transcendentale logica beoogt. De aandacht voor deze logica heeft voor gevolg dat de betekenis en het begrijpen, hoewel niet onbelangrijk, toch secundair zijn, en niet de focus van aandacht kunnen zijn in het theoretisch of praktisch opvatten van het psychisch systeem vanuit psychoanalytisch oogpunt. Deze tekst is een eerste stap en zal in een volgende tekst aangevuld worden door een analyse van het concept van voorstellingsrepresentant, dat logisch aansluit bij de vorige twee en later ondervangen wordt door de conceptuele triade van Lacan, RSI, reëel, symbolisch, imaginair.
by Gertrudis Van de Vijver | Vol 31 (4) 2013
This paper analyses the idea that Frege and Lacan can be connected through a transcendental line of thought. From this viewpoint Frege’s development of modern formal logic is considered as a moment in modernity that shows that the challenge of formalization or mathematization is in fact a challenge of identification of both subject and object. Lacan’s thinking is in accord with this endeavour, but it articulates more explicitly and symbolically the connection between formalization and identification. A crucial point in our argument is that a transcendental viewpoint is not necessarily incompatible with a lacanian viewpoint, to the extent, namely, that attention is paid to the idea that subject and object are first and foremost of the order of writing or the symbolic.