Samenvatting: Via een lezing van Plato’s Cratylus poogt de auteur tot een nader begrip te komen van het ‘cratylisme’, de doctrine die in de dialoog door Cratylus en voornamelijk door Socrates wordt verdedigd. Die doctrine wil dat de woorden imitatieve weergaven zijn van de dingen, en staat tegenover de conventionalistische opvatting van Hermogenes. Literatuurtheoretici als Roland Barthes en Gérard Genette hebben het cratylisme begrepen als een mythisch, in tegenstelling tot een wetenschappelijk, denken over taal. In dit voetspoor interpreteert de auteur het cratylisme als een infantiele taaltheorie, naar het model van Freuds infantiele seksuele theorieën. Vanuit een analyse van het centraal gedeelte van de dialoog, de etymologieën, en geïnspireerd door enkele specifieke commentaren van Lacan, komt de auteur tot een opvatting die deze van Genette op een belangrijk punt aanvult. Het cratylisme is niet alleen een regressieve nostalgische fantasie maar eerst en vooral een lustvol taalspel, en het is in het complexe samenspel tussen het weten over, het spelen met en het genieten van taal, dat de paradox van de dialoog en de relevantie ervan voor de psychoanalyse kan gevonden worden.
Search
Latest articles
- “I don’t stop; I start again.” The position of the analyst in ‘long term care’By Glenn Strubbe
- Vampires, Viruses and Verbalisation: Bram Stoker’s Dracula as a genealogical window into fin-de-sièc…By Hub Zwart
- Psychoanalysis: a symptomatic problemBy Evi Verbeke
- The Violence of Right: Rereading ‘Why War?’By Jens De Vleminck
Keywords
Addiction
Aggression
Applied psychoanalysis
Architecture
Art
Body
Case study
Collecting
Death
death drive
desire
ethics
Fantasy
Freud
Gaze
Hysteria
Institution
Institutional Psychotherapy
interpretation
Jacques Lacan
Jouissance
Lacan
Language
Literature
Memory
Narcissism
Object a
Oedipus
Outsider Art
psychoanalyse
Psychoanalysis
Psychose
Psychosis
Real
Repetition
Repression
Sade
Signifier
Subject
Sublimation
Transference
Trauma
Unconscious
Violence
Writing